1982. Doris Day en andere stukken van Doe Maar is de bestverkochte elpee van het jaar. In het kielzog van Doe Maar breken ook bands als Het Goede Doel, Toontje Lager en Klein Orkest door. De kille cijfers van albumlijsten kunnen hooguit illustreren hoe populair nederpop begin jaren ’80 was. Om echt een goed beeld te krijgen van de impact ervan op de Nederlandse samenleving in het algemeen (het fluorescerende zuurstokroze en fosforgroen waren niet weg te denken uit het straatbeeld) en de artiesten die er onderdeel van uitmaakten in het bijzonder, moeten we op zoek naar het leven achter die cijfers. De glorie, de gekte, het grote geld, het gelazer. De vriendschappen (die een illusie bleken). De verafgoding. De verhalen.
In dit boek komen de muzikanten zelf aan het woord. Waarom gingen ze allemaal ongeveer op hetzelfde moment in het Nederlands zingen? En waarom sloeg dat zo aan bij het publiek? Wat maakten ze allemaal mee en hoe kijken ze terug op die tijd? Waarom was de hype weer zo snel voorbij en hoe ging het daarna verder met ze?
Zowel muzikaal als zakelijk leken de bands in de jaren ’80 nog zoekende naar hoe het allemaal werkte. De Nederlandse popmuziek lijkt sindsdien volwassen te zijn geworden. En volwassenheid is een levensfase waarin warme herinneringen aan vervlogen jongensjaren worden gekoesterd. Waarin melancholisch wordt teruggeblikt op de jaren van verschil. Daarvoor is dit boek.
Bevat interviews met 18 muzikanten, waaronder leden van Doe Maar, Frank Boeijen Groep, Normaal, Het Goede Doel, Toontje Lager, Klein Orkest, Drukwerk, V.O.F. de Kunst, Kadanz, Noodweer en Janse Bagge Bend. Met uniek (deels nooit eerder gepubliceerd) fotomateriaal van gerenommeerde fotografen als Govert de Roos, Patricia Steur, Rob Verhorst en Joop van Tellingen.
274 pagina’s, full color.
ISBN: 978-90-818043-0-1
Recensie Dagblad van het Noorden (23 december 2011):
De nederpophausse van de jaren ’80 begon én eindigde bij Doe Maar, stelt de 37-jarige onderwijzer Twan Linders in zijn fraai geïllustreerde boek over ‘de jaren van verschil’. Zuurstokroze en fosforgroen bepaalden het straatbeeld, werkloosheid en Koude Oorlog het nieuws. Natuurlijk waren er eerder al Nederlandstalige bandjes, maar in het kielzog van Doe Maar braken groepen als Het Goede Doel, Toontje Lager, Klein Orkest en Drukwerk door. Linders laat muzikanten uit al deze – en tal van andere – bands aan het woord, in een poging de glorie, de gekte, de verafgoding en (het ontbreken van) het grote geld in het juiste perspectief te plaatsen. Dat lukt wonderwel, omdat hij het enthousiasme van een fan combineert met een prettige, vlotte schrijfstijl. (Vier van de vijf sterren, Martin Groenewold)